Kanker  

Sinds 2019 is kanker de belangrijkste doodsoorzaak in de leeftijdsgroep 50-69 jaar in België, hart- en vaatziekten komen hier op de tweede plaats. In 2020 waren er 83 267 nieuwe diagnosen van kanker en 30 079 overlijdens ten gevolge van kanker. (Globocan 2020). 

Ongeveer één op drie mannen en één op vier vrouwen krijgt met de ziekte te maken voor hun 75ste verjaardag. Kanker treft voornamelijk oudere personen. Respectievelijk 67% van de vrouwen en 78% van de mannen is 60 jaar of ouder op het moment van diagnose.

Artsen maken zich zorgen over het toenemend aantal gevallen van darmkanker voor de leeftijd van 50 jaar, een toename die wereldwijd te zien is. 6% van alle patiënten met darmkanker is jonger dan 50 jaar. De oorzaak van de toename is niet gekend, wel valt op dat de diagnose bij jonge mensen vaak gebeurt wanneer de kanker al vergevorderd is. De toename doet zich vooral voor in de leeftijdsgroep tussen 20 en 40 jaar.   

De term 'kanker' verwijst naar een groep ziektes waarin abnormale cellen zich op een chaotische manier delen en verspreiden. Meestal vormen die abnormale cellen een massa, ook wel tumor genoemd. Tumor betekent gewoon dat er een opstapeling van cellen is. Een tumor kan goedaardig of kwaadaardig zijn , in dit laatste geval spreekt dan meestal van kanker. Goedaardige tumoren zijn echter ook niet altijd onschuldig, ze kunnen bijvoorbeeld druk uitoefenen op organen of gezond weefsel en daardoor klachten veroorzaken. Maar in tegenstelling tot kwaadaardige tumoren zullen goedaardige tumoren niet binnendringen in het omringende weefsel en zich niet verder verspreiden via de bloedbaan (uitzaaien).

De cellen in ons lichaam hebben maar een beperkte levensduur. Je huidcellen vernieuwen zich na twee weken, de cellen die je darmwand bekleden zijn na 3 à 4 dagen al aan vervanging toe, rode bloedcellen leven een 4tal maanden, de cellen in onze botten 8 tot 10 jaar. Cellen vermenigvuldigen zich door deling en worden ten gepaste tijde terug afgebroken zodat er een evenwicht ontstaat, het aantal cellen in onze weefsels en organen blijft in normale omstandigheden ongeveer gelijk, men noemt dit een homeostase.

Ons DNA dat zich in de kern van onze cellen bevindt bestaat uit een opgerolde slinger van genen (chromosomen). De genen worden omgezet in boodschapper RNA (messenger RNA) dat vanuit de celkern naar het waterige milieu, het cytoplasma, van de cel migreert. Daar wordt het mRNA ter hoogte van de ribosomen (kleine ronde korrelige celstructuren) omgezet in eiwitten. Eiwitten vormen de bouwstenen van ons lichaam: het zijn celstructuren, onze afweerstoffen zijntten,  eiwienzymen die stoffen in ons lichaam omzetten in andere moleculen (stofwisseling), hormonen, organen (spieren, bot, zenuwstelsel, haar, nagels....),  regelsystemen binnen de cel, transport eiwitten in de celwand die zorgen dat mineralen, vitaminen, en andere stoffen in de cellen kunnen binnen dringen...

Zo zijn er genen die zorgen voor de aanmaak van eiwitten die celdeling stimuleren (oncogenen), andere genen zorgen voor de aanmaak van eiwitten die celdeling afremmen (tumor supressor genen). We hebben genen die zorgen voor de aanmaak van eiwitten die celafbraak bevorderen, andere gaan celafbraak afremmen. Deze regelmechanismen zorgen ervoor dat het aantal cellen in ons lichaam ongeveer contstant blijft.  

Het menselijk lichaam wordt echter blootgesteld aan heel wat stoffen die ons DNA kunnen beschadigen, men noemt dit het ontstaan van mutaties. Voorbeelden van kankerverwekkende stoffen: chemicaliën, pesticiden, zware metalen, drugs, asbest, tabaksrook, UV stralen en radioactieve straling, ook virussen kunnen mutaties veroorzaken. Mutaties ontstaan ook spontaan tijdens het celdelingsproces. Meestal worden mutaties na het ontstaan gewoon hersteld. Hiervoor zijn DNA reparatiegenen  verantwoordelijk die zorgen voor de productie van eiwitten die het gemuteerde DNA herstellen. Enkele mutaties kunnen niet veel kwaad maar wanneer in de loop der jaren door aanhoudende blootstelling aan schadelijke stoffen het aantal mutaties in de genen die ons celdeling - celfabraak evenwicht  regelen toenemen kunnen te veel beveiligingsmechanismen uitgeschakeld worden waardoor het systeem ontspoort,  er ontremde celdeling optreedt waardoor een tumor ontstaat.  Dit is de reden waarom meer dan 90% van de kankers pas op latere leeftijd wordt ontdekt.

Minder dan 10% van de kankers is erfelijk ten gevolge van mutaties in het DNA van de geslachtscellen waardoor mutaties in alle cellen aanwezig zijn bij de geboorte en tumoren al op jonge leeftijd aanwezig zijn.

De eerste fase in de groei van een tumor is de initiatiefase van een kanker. Over een periode die meerdere jaren omvat stapelen meerdere mutaties zich op. Wanneer in een cel voldoende mutaties zijn opgestapeld, kan deze zich geleidelijk transformeren van normale cel naar een kankercel. Meestal zitten er vele jaren tussen de eerste mutaties en het ontstaan van die eerste kankercel. Die eerste kankercel gaat zich op een chaotische manier beginnen delen, vermenigvuldigen.

Het letsel gaat over in de promotiefase. Deze fase kan jaren tot verschillende tientallen jaren duren. In een eerste fase blijft de kleine tumor gelokaliseerd in het oorspronkelijke weefsel.

Zodra de tumor 1 à 2 millimeter groot is, starten de kankercellen de angiogenese, d.w.z. de vorming van nieuwe bloedvaten die de tumor doorbloeden en voeden. Een tumor heeft voedingsstoffen nodig om te groeien. Zonder die bloedtoevoer zou de tumor zich niet verder kunnen ontwikkelen. Dit noemt men de progressiefase . Het is in deze fase dat een tumor meestal wordt ontdekt , wat wil zeggen dat hij in de meeste gevallen al tientallen jaren aanwezig is in het lichaam vooraleer hij gevonden , gediagnosticeerd wordt.

De kankercellen gaan beginnen doordringen in de aangrenzende gezonde weefsels (invasie) en gaan zich via de bloedbaan en/of lymfebanen verspreiden in het lichaam en zich nestelen in andere organen om daar secundaire tumoren te vormen (uitzaaiingen of metastasen). De cellen in de uitzaaiingen zijn van hetzelfde type als die van de oorspronkelijke tumor . Uitzaaiingen in de lever van een borstkanker zullen bestaan uit borstkankercellen, een prostaatkanker die naar de botten is uitgezaaid, is geen botkanker, maar blijft prostaatkanker.

Eens we volgroeid zijn is de nieuwvorming van bloedvaten in het lichaam een teken van de aanwezigheid van een ziekteproces. Dit is bijvoorbeeld ook het geval bij de diabetes retinopathie, een verwikkeling van suikerziekte. Als diabetes niet goed onder controle is en de bloedsuikerspiegels te hoog zijn veroorzaakt dit letsels in het bloedvatenstelsel in gans ons lichaam : in de kransslagaders met een verhoogd risico op een hartinfarct op termijn , in de nieren met achteruitgang van de nierfunctie tot gevolg maar ook in de kleine bloedvaatjes die zorgen voor de bloedtoevoer naar de ogen.

Te veel suiker in het bloed (verhoogde bloedsuikerspiegel) maakt de wand van de kleine bloedvaatjes brozer. Door die veranderingen gaan de bloedvaatjes lekken, waardoor er bloed en vocht in het netvlies terechtkomen. Dat verslechtert de gezichtsscherpte. Deze netvliesletsels kunnen de vorming van nieuwe bloedvaatjes stimuleren. Deze nieuwe, maar abnormale bloedvaatjes veroorzaken bloedingen of de vorming van littekens. Het belangrijkste gevolg is een sterke daling van de gezichtsscherpte en het netvlies dat loskomt.

De initiatie fase van een tumor is meestal onomkeerbaar . Jarenlang , zelfs tientallen jaren , blijven kankercellen erg kwetsbaar. Slechts enkelen zullen erin slagen het kwaadaardige stadium te bereiken. Deze kwetsbaarheid maakt het mogelijk om in te grijpen en te interfereren in de verschillende stadia van tumorontwikkeling en zo het begin van de ziekte voorkomen.

De oorzaak van kanker is heel verscheiden. In 5 tot 10% van de gevallen zou een genetische voorbeschiktheid (erfelijke factor) een rol spelen.

In 90 tot 95% van de gevallen liggen externe factoren aan de basis . Dit kunnen virussen zijn (Hepatitis B kan leverkanker veroorzaken), bestraling, te veel zonlicht (huidkanker), roken, chemicaliën die we opnemen via de ademhaling en de voeding , stress (beïnvloedt ons afweersysteem) , een ongezonde levensstijl met weinig lichaamsbeweging , ongezonde voeding en overgewicht.

Chemicaliën in het milieu, het voedsel en het water zijn de belangrijkste oorzaak van kankers bij de mens. Het zijn initiators van genmutaties. Aangezien onze omgeving bezoedeld is met ontelbare chemische stoffen is een nultolerantie niet meer mogelijk , we worden allemaal blootgesteld aan potentieel toxische en kankerverwekkende stoffen.

Men heeft voor stoffen die in de voeding terecht komen, maar daar eigenlijk niet in thuishoren zoals milieuverontreinigingen en natuurlijke gifstoffen, een toelaatbare dagelijkse inname (TDI) vastgesteld. De meeste van deze stoffen (PCB's, zware metalen, brandvertragers, pesticiden, ... ) zijn vetoplosbaar en worden via de consumptie van vetten in dierlijk voedsel (vis, zuivel en vlees) in ons lichaam opgenomen.

De aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) geldt voor stoffen die toegevoegd zijn aan levensmiddelen , zoals E-nummers, diergeneesmiddelen en bestrijdingsmiddelen. Het geeft de hoeveelheid aan die levenslang dagelijks kan worden ingenomen zonder dat er (zover bekend) noemenswaardige gezondheidsrisico's zijn. Meestal wordt een ADI-waarde bepaald door de stof toe te dienen aan ratten en muizen. Met verschillende doseringen probeert men de dosering te vinden waarbij geen waarneembare problemen optreden . Deze waarde wordt gedeeld door een veiligheidsfactor, gewoonlijk 100, waarna men de ADI voor mensen krijgt. Deze testen houden weliswaar geen rekening met de interacties van al die verschillende chemische stoffen in ons lichaam. Men gaat er van uit dat ze elkaars negatieve effecten versterken.

Thomas Colin Campbell (geboren op 14 maart 1934) is een Amerikaanse biochemicus die meer dan 30 jaar onderzoek gedaan heeft naar het effect van voeding op de gezondheid op langere termijn. Hij was één van de leidinggevende wetenschappers van het China-Cornell-Oxford Project over voeding en ziekte, opgericht in 1983 door de Cornell Universiteit van New York, de Universiteit van Oxford en de Chinese Academie voor Preventieve Geneeskunde, om het verband te bestuderen tussen voeding en kanker, hart- en vaatziekten en stofwisselingsziekten. Hij is vooral bekend door zijn onderzoek , afgeleid uit de China Study, dat de consumptie van dierlijke eiwitten linkt aan de ontwikkeling van kanker en hart- en vaatziekten. Zijn stelling is dat caseïne, een dierlijk eiwit dat in melk voorkomt, het belangrijkste carcinogeen (kankerverwekkende stof) is dat we opnemen met de voeding.

Caseïne is veruit het belangrijkste melkeiwit , het vertegenwoordigt 87% van de eiwitten in koemelk, de overige eiwitten zijn wei-eiwitten. Bij de mens is de verhouding wei-eiwitten/caseïne in het colostrum ( de melk die de eerste paar dagen na de bevalling door de borsten van een vrouw wordt geproduceerd) 90% wei en 10 % caseïne. In de rijpere moedermelk is de verhouding 50% wei/50% caseïne tot 60% wei/40% caseïne. Koemelk bevat 3.3 g eiwit/100g melk daar waar onze eigen moedermelk slechts 1.2 g eiwit/100g melk bevat. Het verschil in eiwit gehalte zorgt ervoor dat een kalf zijn gewicht verdubbelt in 47 dagen daar waar dat bij een menselijke baby 180 dagen in beslag neemt.

Campbell spoot 120 ratten in met het hepatitis B virus waarvan aangetoond is dat het leverkanker kan veroorzaken. De helft van de diertjes kregen een dieet dat voor 20% van de calorieën bestond uit caseïne, de andere helft kreeg een 5% caseïne eiwit dieet. Na 100 weken waren de ratten die op een laag eiwitdieet stonden nog allemaal in leven en vitaal ondanks dat ze besmet waren met hepatitis B. De dieren die het eiwitrijke dieet hadden gekregen waren allemaal overleden aan leverkanker. Hij zag dat tumoren begonnen te groeien vanaf een eiwitgehalte van 10% , hij zag geen tumorgroei optreden wanneer de diertjes op een dieet met 20% soja eiwitten of 20% tarwe eiwitten werden gezet.

Op dezelfde manier wekte hij levertumoren op door ratten Aflatoxine toe te dienen.

Aflatoxine is een natuurlijke gifstof, gemaakt door schimmels. Aflatoxine kan voorkomen in beschimmelde noten, granen, peulvruchten, kruiden en gedroogd fruit, maar ook in producten die hiervan gemaakt zijn zoals pindakaas, brood, bier en veevoer. Via met aflatoxine besmet veevoer kan aflatoxine in melk terecht komen. Aflatoxine is giftig en kankerverwekkend, het valt de genen van levercellen aan net zoals het hepatitis B virus. Het onderdrukt het immuunsysteem en kan groeiachterstand veroorzaken bij kinderen. Daarom is er vastgesteld hoeveel je elke dag van de stof binnen mag krijgen en hoeveel er maximaal in voedingsmiddelen mag voorkomen. Voeding wordt hier streng op gecontroleerd.

Ook hier bepaalde de hoeveelheid dierlijke eiwitten (caseïne) in de voeding van de ratten die blootgesteld werden aan aflatoxine of tumoren groeiden in de promotiefase of niet . Campbell zag ook het omgekeerde effect : wanneer dierlijke eiwitten in de voeding werden terug geschroefd zag hij dat de tumorgroei stopte, gaf hij terug meer dierlijke eiwitten hervatten de celdelingen . Hij besloot dat meer of minder dierlijke eiwitten in de voeding tumorgroei zowel positief als negatief kan beïnvloeden, niet alleen in de promotiefase maar ook in de progressiefase van de tumor, wanneer hij in de omliggende weefsels gaat doorgroeien en via het bloed en lymfevaten gaat uitzaaiingen.

De negatieve effecten van dierlijke eiwitten zijn gerelateerd aan de aminozuursamenstelling van de eiwitten . Als er van een bepaald essentieel aminozuur te weinig zit in een eiwit, dan limiteert het tekort aan dat aminozuur de eiwitsynthese, vandaar dat men bij het ontbreken van een cruciaal aminozuur spreekt van een limiterend aminozuur. Bij tarwe is dat lysine. Tarwe-eiwit, in tegenstelling tot caseïne bijvoorbeeld, stimuleerde de ontwikkeling van tumoren niet, maar werd het beperkende aminozuur lysine toegevoegd , werkte het net als caseïne.

Collin Campbell beschouwt caseïne als een krachtige promotor van kanker, hij heeft dit aangetoond in tientallen experimenten over een periode van meer dan 30 jaar . Caseïne is verantwoordelijk voor een verhoogde productie van groeihormonen (IGF-1, Insuline Like Grow Factor 1 ) in het lichaam wat zich vertaalt in een snellere groei van het kalf ten opzichte van een menselijke baby : verdubbeling van het lichaamsgewicht op 47 dagen ten opzichte van 180 dagen. Caseïne vertegenwoordigt 87% van de eiwitten in koemelk ten opzichte van 10 tot 50% in menselijke moedermelk. De reden ook dat onze noorderburen die veel zuivel consumeren langere mensen zijn. De concentratie van IGF-1 in het bloed kan tot 10% hoger liggen bij personen die veel zuivelproducten gebruiken ten opzichte van personen die geen dierlijke zuivelproducten gebruiken.

IGF-1 heeft diverse herstel- en opbouwende functies (vooral in de puberteit). Op de kinderleeftijd wordt een stijging waargenomen met de hoogste piek gedurende de puberteit. Deze groeifactor werkt echter op de meeste cellen van ons lichaam. Hierdoor is hij mede verantwoordelijk voor orgaangroei. Hoge IGF-1-waarden kunnen dus ongunstige effecten hebben zoals tumorgroei stimuleren.

Caseïne is ook verantwoordelijk voor een verhoogde zuurbelasting van het lichaam (metabole acidose) dat een effect heeft op een aantal kritische enzymactiviteiten. Een nutritioneel onevenwicht kan alzo zorgen voor een veranderde expressie van onze genen die een rol spelen bij de ontwikkeling van kanker.

We kunnen ons natuurlijk de vraag stellen of deze gegevens, bekomen door laboratoriumonderzoek op dieren, kunnen geëxtrapoleerd worden naar de mens.

In 1974 kreeg de Chinese premier Zhou Enlai de diagnose blaaskanker. Dit was voor hem de aanzet om het voorkomen van kanker in China in kaart te brengen. De gegevens van 880 miljoen Chinezen werden in kaart gebracht (96% van de toenmalige populatie in China). In 1981 werd de Chinese kankeratlas gepubliceerd. Hieruit bleek dat het voorkomen van kanker streekgebonden was en dat dus niet een genetische oorzaak aan de basis lag maar eerder omgevingsfactoren zoals voeding en milieu.

Vanuit deze registratie is de China-Oxford-Cornell-studie opgezet die de relatie bestudeerde tussen voeding, levensstijl en ziekten in China. Het idee voor deze studie ontstond in de jaren 1980-1981 tijdens discussies tussen T. Colin Campbell van de Cornell University New York en Chen Junshi ( adjunct-directeur van het Institute of Nutrition and Food Hygiene aan de Chinese Academie voor Preventieve Geneeskunde ). Later vervoegden Richard Peto van de universiteit van Oxford ( hoogleraar medische statistiek en epidemiologie) en Li Junyao van het China Cancer Institute zich bij hen.

De studie vergeleek het effect op de gezondheid van voedingspatronen rijk aan dierlijke voedingsmiddelen en voedingspatronen rijk aan plantaardig voedsel bij mensen die genetisch vergelijkbaar waren. Mensen in landelijke gebieden aten vooral plantaardig voedsel dat ze zelf produceerden. Er was ook weinig migratie bij de rurale bevolking, ze bleven hun hele leven in hun omgeving wonen en veranderden dan ook nauwelijks hun levensstijl.

In stedelijke gebieden werd er meer dierlijk voedsel geconsumeerd en zag men een evolutie naar een meer westers voedings - en leefpatroon.

In 1983 werden in elk van de 65 landelijke districten in China, twee dorpen willekeurig gekozen en in elk dorp werden 50 families willekeurig gekozen. De voedingsgewoonten van een volwassen lid van elke familie werden onderzocht , de helft mannen en de helft vrouwen , in totaal 6500 volwassenen. Een uitgebreide vragenlijst diende ingevuld te worden over de voedingsgewoonten en levensstijl, bloed- en urinestalen werden onderzocht op nutriënten, toxische chemicaliën (pesticiden, zware metalen ...), virusinfecties zoals hepatitis en herpes simplex, hormoonspiegels .... Voedselstalen van de lokale markten werden onderzocht op hun voedingswaarde, er werd ook rekening gehouden met geografische factoren.

Het voedingspatroon van mensen uit de landelijke gebieden was rijk aan vezels en ijzer en arm aan vetten en (dierlijke) eiwitten in vergelijking met dat van mensen met een westers voedingspatroon.


Uit de resultaten bleek dat de cholesterolwaarden in het bloed hoger waren bij de populatie die veel dierlijke producten at, dit ging samen met het meer voorkomen van chronische welvaartsziekten (hoge bloeddruk, diabetes, hart - en vaatziekten, kanker ).

De oestrogeenspiegels (vrouwelijk hormoon ) in het bloed waren gemiddeld 50% lager bij vrouwen uit ruraal China in vergelijking met de spiegels bij westerse vrouwen of vrouwen met een westers leefpatroon in de stedelijke gebieden. Vrouwen in ruraal China kregen hun regels voor de eerste keer rond de leeftijd van 17 jaar (15-19 jr) terwijl dit bij de westerse vrouw gemiddeld rond 11.5 jaar was. Vrouwen op het Chinese platteland gingen gemiddeld ook 4 jaar vroeger in de menopauze (gemiddeld op 48 jaar) ten opzichte van westerse vrouwen (52 jaar). Dit betekende gemiddeld 9.5 meer vruchtbare jaren bij een westers leefpatroon en een totale blootstelling aan vrouwelijke hormonen die 3 tot 4 maal hoger was. Het risico op borstkanker was bij een vrouw in ruraal China 5 keer lager dan bij een vrouw met een westers leefpatroon.

De studie concludeerde dat een hogere consumptie van dierlijk voedsel gerelateerd was aan een hoger risico op overlijden aan westerse welvaartsziekten en kanker.

Migrantenstudies toonden ook aan dat wanneer Aziaten verhuisden naar regio's met een meer westers leefpatroon in eigen land of naar Amerika emigreerden ze bloot gesteld werden aan de typische westerse welvaartsziekten en kanker . Men zag vroeger een 25 keer lager risico op prostaatkanker bij Aziaten en een 10 keer lager risico op borstkanker . Ondertussen ziet men het voorkomen van deze kankers in Azië enorm stijgen door hun meer westerse leefgewoonten. Genetische factoren zijn maar voor een heel beperkt deel verantwoordelijk voor het ontstaan van kwaadaardige tumoren , het zijn vooral omgevingsfactoren die aan de basis liggen.

Het typisch westers voedingspatroon brengt veel vetten aan en heel weinig vezels . Het is bewezen dat een voedingspatroon dat voldoende vezels bevat het risico op darmkanker verlaagt. Vezels zijn enkel aanwezig in plantaardig voedsel.

Voedingspatronen die rijk zijn aan vetten verhogen het risico op alvleesklierkanker en borstkanker.

30% van alle kankers zijn gerelateerd aan slechte voedingsgewoonten. Het aandeel bereikt 70% voor kankers van het maagdarmstelsel.

De Amerikaanse arts Dean Ornish toonde aan dat mannen met bewezen beginnende prostaatkanker ( verhoogde PSA waarde in het bloed en een bioptie die prostaatkanker aantoonde) de evolutie van hun tumor konden terug dringen door over te stappen op een gezonde levensstijl bestaande uit een uitgebalanceerd vetarm plantaardig voedingspatroon, niet roken, voldoende lichaamsbeweging en stress management, zonder een conventionele behandeling te ondergaan. De PSA waarde in hun bloed (tumormerker voor prostaatkanker) was na 1 jaar significant gedaald, daar waar de waarde bij de controle groep (zonder levensstijl aanpassing) , zoals te verwachten, verder was gestegen . 6 patiënten uit de controle groep ondergingen tijdens de onderzoeksperiode wel een conventionele therapie omwille van oplopende PSA waarden en ziekteprogressie. De andere mannen uit de controlegroep wensten in deze beginfase van de kanker nog geen conventionele behandeling.

Na 3 maanden was in de studiegroep (gezonde levensstijl) ook de genexpressie veranderd. De genexpressie van meer dan 500 genen was gewijzigd : genen die prostaat-, borst- en darmkanker induceren waren geïnactiveerd evenals genen gerelateerd aan oxidatieve stress. Beschermende genen werden geactiveerd. Je levensstijl en voedingspatroon hebben een invloed op je genexpressie. Je kan door gezond te leven ziekte voorkomende genen activeren en genen die kanker en andere ziekten promoten inactief maken. Dit wordt bestudeerd in de epigenitica . Dit is een vakgebied binnen de genetica dat de invloed bestudeert van de omkeerbare erfelijke veranderingen in de genfunctie die optreden zonder wijzigingen in de sequentie van het DNA in de celkern. Het bestudeert de externe factoren die de ontwikkeling van een organisme beïnvloeden. Er wordt nagegaan hoe gen-regulerende informatie die niet in DNA-sequenties wordt uitgedrukt toch van de ene generatie op de andere wordt overgedragen . Zo is bijvoorbeeld aangetoond dat de nakomelingen van zwaarlijvige mannen een verhoogd risico hebben op diabetes, een risico dat het gevolg is van de ongezonde levensstijl van de vader en niet rechtstreeks gerelateerd is aan gendefecten bij de vader.

Wat Dean Ornish in dit onderzoek ook aantoonde was dat de lengte van de telomeren toenam bij de mannen die overstapten op een gezonde levensstijl. Telemoren zijn de eindstukjes van onze chromosomen die bepalen hoe lang we leven. Een telomeer is te vergelijken met het plastic uiteinde van een veter, het houdt de veter bij elkaar . Bij iedere deling rafelt het uiteinde een stukje uit en uiteindelijk kan de cel ni et meer delen en sterft. Menselijke cellen bereiken dit stadium na zo'n vijftig, zestig delingen. Als de telomeerlengte behouden blijft, kan de cel zich blijven delen zonder dood te gaan. Oude cellen hebben chromosomen met een korter telomeer dan jonge cellen. Een kortere telomeerlengte is geassocieerd met een hoger risico op hart- en vaatziekten en verouderingsziekten in het algemeen. Dean Ornish zag na 3 maanden aanpassing van levensstijl een 30% stijging van de activiteit van het enzym telomerase dat telomeren weer langer kan maken. Na 5 jaar waren de telomeren 10% langer geworden in plaats van korter bij de controle groep.

Heel veel gezonde personen hebben latente ,microscopische , beginnende tumoren in het lichaam. Studies van mensen die gestorven zijn aan oorzaken die niet gerelateerd zijn aan kanker hebben aangetoond dat 30% tot 50% van de vrouwen in de leeftijd van 40 tot 50 jaar microscopische precancereuze (voorstadium van kanker) borsttumoren hebben, 40% van de mannen tussen 40 en 50 jaar zouden precancereuze cellen in de prostaat hebben. Opvallend was dat bijna alle personen (98%) een voorstadium van schildklierkanker hadden, alhoewel schildklierkankers niet zo vaak gediagnosticeerd worden.

Spontane vorming van kleine beginnende tumoren zou dus niet zelden voorkomen in ons leven maar onze natuurlijke afweermechanismen zorgen er meestal voor dat die tumoren niet tot ontwikkeling komen. Wanneer de voorlopercellen van kanker kans zien om ons afweersysteem te omzeilen en voedingsstoffen aangeboden krijgen om verder te groeien zullen zij de omliggende weefsels ingroeien en zich via de bloedbaan en lymfevaten verspreiden naar andere organen.

Een goed uitgebalanceerd plantaardig voedingspatroon doet het risico op het ontwikkelen van verschillende soorten kanker dalen en heeft aangetoond de progressie van bepaalde kankers af te remmen en zelfs om te keren.

Dit wordt toegeschreven aan de beschermende fytochemicaliën in plantaardig voedsel. Deze fytochemicaliën interfereren met verschillende cellulaire processen die betrokken zijn bij de progressie van kanker , met ontstekingsprocessen die de ontwikkeling van kanker bevorderen, ze gaan de nieuwvorming van bloedvaten in groeiende tumoren (angiogenese ) verhinderen .

Voorbeelden van phytochemicaliën die beschermen tegen kanker zijn:

*Carotenoïden:broccoli, kool , tomaten (lycopeen ) , wortelen, spinazie, sla, abrikozen, sinaasappel

*Phytosterine : zonnebloempitten, tarwekiemen, sesamzaad, pompoenpitten, sojabonen

*Saponinen: sojabonen , pinda's, tomaten, aardappelen, paprika's, aubergines, graanproducten, alle alliumsoorten (ui, look, ...) , thee, spinazie, suikerbiet, asperges

*Glucosinolaten: spruitjes, broccoli, kool, spinazie

*Flavonoïden en fenolzuren : broccoli, kool, tomaten, look , ui, wortelen, spinazie, koolrabi, bonen, sla, abrikozen, appel, sinaasappel, kersen, citroenen, volkoren tarwe

*Fyto-oestrogenen : genisteïne zoals in soja , quercetine zoals in kappertjes lavas , appels , koolsoorten (broccoli, boerenkool, bloemkool), bessen, frambozen, druiven, sperziebonen, knoflook, tomaat , rode ui, groene thee, sint-janskruid, rode wijn, catechines zoals in thee en cacao en naringenine zoals in pompelmoes, lignanen zoals in lijnzaad,sesamzaad

*Protease-inhibitoren: broccoli, spinazie, groene bonen, volkoren tarwe

*Polyfenolen: groene thee, druiven, bessen, granaatappels, bier, wijn, olijfolie, chocolade/cacao, walnoot, pinda , lignanen in lijnzaad, sesamzaad , zonnebloempitten, pompoenpitten, kikkererwten, kool, broccoli ,spruitjes

*Fytinezuren of fytaten: granen, zaden, peulvruchten

*Sulfiet: broccoli, groene kool, ui, look, koolrabi

Polyfenolen, carotenoïden, vitamines A, B, C ,E, koper, ijzer, zink , selenium, saponinen, fenolzuur, catechinen, bioflavonoïden, zijn allemaal antioxidanten die schadelijke vrije radicalen zullen neutraliseren die vrij komen bij oxidatieve stress reacties in het lichaam.

Niet alleen kanker maar ook hart- en vaatziekten , diabetes, reumatische aandoeningen, psoriasis , cataract , degeneratie van het netvlies , parkinsonisme , Alzheimer en dementie zijn ziekten waarbij oxidatieve stress een belangrijke rol speelt in het ziekteproces.

Fyto-oestrogenen , polyfenolen, lycopeen in tomaten, omega 3 vetzuren (walnoten, chiazaad, lijnzaad, koolzaad ) , catechines (groene thee) zijn angiogenese inhibitoren, ze gaan de nieuwvorming van bloedvaten in tumoren tegen en remmen alzo de aanvoer van voedingsstoffen . De klassieke behandeling van kankers bestaat naast operatief ingrijpen en /of radiotherapie uit chemotherapie dat de groei van kankercellen gaat remmen of kankercellen gaat vernietigen of farmaca die de nieuwvorming van bloedvaten naar de tumor afremmen . Heel wat secundaire plantenstoffen kunnen door dit laatste effect tumorgroei ook terug dringen.

Bescherm jezelf tegen de ontwikkeling van tumoren door dagelijks volgende voedingsstoffen te consumeren:

* kurkuma (1 theelepel/dag ) in combinatie met zwarte peper (1/2 theelepel /dag) en een beetje vetstof (olijfolie, koolzaadolie, lijnzaadolie) om de opname van kurkuma te verbeteren

* look , ui, sjalot

* broccoli

* spinazie, waterkers, kool ( ½ kop ) = groene bladgroenten

* soja (endadame, droge bonen, tofu, sojadrank, tempeh ...)

* gebroken lijnzaad (1 eetlepel)

* bosbessen, braambessen, frambozen

*champignons

*noten (1 handje)

* groene thee (3 x 250 ml )

Groenten, fruit , noten , zaden, peulvruchten en volkoren graanproducten bevatten meer dan 8000 bioactieve stoffen die ons lichaam gezond maken en houden . Ze versterken elkaars effecten, ze werken synergistisch. Voedingssupplementen die een deeltje uit deze planten bevatten (vb curcumine uit kurkuma, vitamine C uit citrusvruchten , paprika ) gaan nooit hetzelfde effect hebben als het volwaardige natuurlijke product .  

Referenties:

*High- and low-fat dairy intake, recurrence, and mortality after breast cancer diagnosis. Kroenke CH1, Kwan ML, Sweeney C, Castillo A, Caan BJ. J Natl Cancer Inst. 2013 May 1;105(9):616-23. doi: 10.1093/jnci/djt027. Epub 2013 Mar 14.

* Role of nutrition in preventing cancer, Richard Béliveau, PhD and Denis Gingras, PhD, Can Fam Physician. 2007 Nov; 53(11): 1905-1911.

* https://www.kankerregister.org

*www.kanker.be

* The Associations of Diet with Serum Insulin-like Growth Factor I and Its Main Binding Proteins in 292 Women Meat-Eaters,Vegetarians, and Vegans1, Naomi E. Allen,2 Paul N. Appleby, Gwyneth K. Davey, Rudolf Kaaks, Sabina Rinaldi, and Timothy J. Key, Cancer Epidemiology, Biomarkers & Prevention, Vol. 11, 1441-1448, November 2002

* Effect of high and low dietary protein on the dosing and postdosing periods of aflatoxin B1-induced hepatic preneoplastic lesion development in the rat, Appleton BS, Campbell TC, Cancer Res. 1983 May;43(5):2150-4.

* Cancer Chemoprevention and Therapy by Monoterpenes, Michael N. Gould, Environ Health Perspect. 1997 Jun; 105(Suppl 4): 977-979.

* Intensive lifestyle changes may affect the progression of prostate cancer, Ornish D, Weidner G, Fair WR, Marlin R, Pettengill EB, Raisin CJ, Dunn-Emke S, Crutchfield L, Jacobs FN, Barnard RJ, Aronson WJ, McCormac P, McKnight DJ, Fein JD, Dnistrian AM, Weinstein J, Ngo TH, Mendell NR, Carroll P, J Urol. 2005 Sep;174(3):1065-9; discussion 1069-70.

* Vegetarian Diets and the Incidence of Cancer in a Low-risk Population. Yessenia Tantamango-Bartley, Karen Jaceldo-Siegl, Jing Fan, and Gary Fraser. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2013 Feb; 22(2): 286-294.

* Are diet-prostate cancer associations mediated by the IGF axis?A cross-sectional analysis of diet, IGF-I and IGFBP-3 in healthy middle-aged men. D Gunnell, S E Oliver, T J Peters, J L Donovan, R Persad, M Maynard, D Gillatt, A Pearce, F C Hamdy, D E Neal & J M P Holly, British Journal of Cancer volume 88, pages 1682-1686 (02 June 2003)

*Cancer Prevention and Treatment by Wholistic Nutrition, T. Colin Campbell Division of Nutritional Sciences, Cornell University, Ithaca, NY 14850, USA, J Nat Sci. Author manuscript; available in PMC 2017 Oct 18.

*Sekundäre Pflanzenstoffe: Vielseitig Wirksam, voordracht Prof. Dr. Claus Leitzmann ,Vegmed Berlijn 2016


* A Lifestyle Approach To Preventing And Surviving Cancer - Shireen Kassam, MBBS, FRCPath, PhD , zeer goede presentatie 

https://youtu.be/1xDJKChxpaw

*The potential contribution of dietary factors to breast cancer prevention

https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5553235/